Het eerste en het tweede boek SAMUEL zijn eigenlijk één geheel. In het Hebreeuws was het maar één boek. Het werd door de vertalers in tweeën geknipt. Het is genoemd naar de hoofdpersoon uit de eerste twaalf hoofdstukken: de profeet Samuel. (Een profeet is iemand die rechtstreeks van God hoort wat hij tegen de mensen moet zeggen. Hij spreekt namens God tot hen.) 1 en 2 SAMUEL beschrijven samen ongeveer 150 jaar geschiedenis.

Het eerste boek gaat over de oorlogen van Israël met de Filistijnen. Samuel is in die tijd de profeet die leiding geeft aan het volk. Omdat er steeds oorlogen zijn, gaat het volk aan Samuel om een koning vragen die hen kan leiden in de strijd. God is het er niet mee eens, want Hij is hun Koning. Toch zegt Hij tegen Samuel dat hij Saul tot koning moet zalven. Saul wordt echter ontrouw aan God. Daarom wil God hem niet langer als koning hebben. Hij kiest David uit als opvolger van koning Saul. Saul vermoedt dat David na hem koning zal worden. Daarom doet hij jarenlang zijn best om David te doden. Het boek eindigt bij de dood van Saul.